U bent hier
11 julitoespraak districtsburgemeester Luc Bungeneers
Beste collega’s uit het districtscollege en de districtsraad
Beste Merksemnaren
Op de vooravond van 11 juli, heet ik u allen namens het districtsbestuur van harte welkom ter gelegenheid van de viering van onze Vlaamse feestdag.
Dit jaar herdenken we het begin van de Eerste Wereldoorlog, die straks precies een eeuw geleden losbarstte. Deze herdenking gaat gepaard met talloze manifestaties, plechtigheden, publicaties en zelfs met commercieel geïnspireerde activiteiten.
Ook hier in Merksem zal deze herdenking niet onopgemerkt voorbijgaan:
Zo zal er op 21 september in het Fort van Merksem een gedenksteen onthuld worden ter nagedachtenis van de twee soldaten, die exact 100 jaar geleden sneuvelden in het Fort. Deze gebeurtenis tekende het begin van de Groote Oorlog in Merksem.
Op 27 september zijn er de Herdenkingsceremonie, de Bevrijdingsloop en de Vredesfeesten.
Van 28 september tot 18 oktober zullen een aantal verenigingen in samenwerking met het district een tentoonstelling organiseren die onder andere het Belgisch-Congolese militair verleden nader zal belichten.
Tijdens de herfstvakantie van 27 tot 31 oktober zal de Jeugddienst tal van activiteiten organiseren voor jongeren rond het thema van de Groote Oorlog.
Op 7 en 8 november reist de sociaal-culturele vereniging Curieus Merksem samen met het cultuurcentrum, het district en het vredescentrum terug in de tijd en tovert gedurende dat hele weekend het kasteel Bouckenborgh om in de sfeer van de Groote Oorlog.
In het Nieuw Merksems Kamertheater zal op 13 november de voorstelling plaatshebben van de theatershow ‘Ontploft!’ van Begijn Le Bleu, een meeslepende vertelling over de Eerste Wereldoorlog.
Op 15 november is er een lezing van de Merksemse schrijfster Greet Bauweleers in de Parkbibliotheek. Zij werkte mee aan het boek van de prestigieuze TV-reeks ‘In Vlaamse Velden’.
En op 29 november tot slot herdenkt het Merksems Artiesten Kafé op zijn eigen culturele manier Wereldoorlog l en zoemt in op thema’s als kunst en oorlog, kunst en conflict, kunst en dood.
Al deze activiteiten worden georganiseerd om dat het nodig is dat we de gruwel en dwaasheid van die ‘Groote Oorlog’ niet zouden vergeten. Niet vergeten in de hoop dat daaruit lessen kunnen worden getrokken. Al klinkt deze hoop ijdel wanneer we de gebeurtenissen van de voorbije eeuw overschouwen. In Europa vonden ook na de ondertekening van het vredesverdrag van Versailles nog steeds gewapende conflicten plaats. Met de vernietigende Tweede Wereldoorlog als triest hoogtepunt.
Ook elders in de wereld werd de roep om “Nooit meer oorlog” niet gehoord of weggelachen. Erger nog, de wreedste praktijken uit de Eerste Wereldoorlog worden tot vandaag herhaald. Op ons netvlies staan de vreselijke beelden van de recente gasaanvallen in Syrië. Een gebeurtenis waarbij het beruchte woord “Yperiet” viel. Dat is de naam van het gifgas dat tijdens de Groote Oorlog voor het eerst in Ieper werd gebruikt en enorm veel leed veroorzaakte bij de wanhopige soldaten.
Het spreekt voor zich dat al deze gruwelijkheden leidden tot protest onder de piotten in de loopgraven. Uit dat protest verbreedde de Vlaamse Beweging achter het front van een culturele tot een politieke beweging.
Met successen en tegenslagen zorgden radicale en meer gematigde Vlaamsgezinden er voor dat Vlaanderen een volk in beweging bleef en een natie werd. Met eigen bevoegdheden en eigen middelen, met een eigen parlement en een eigen regering.
Dit proces is nog niet ten einde. Er zullen nog stappen in de richting van meer Vlaams zelfbestuur moeten worden gezet. Dat is een proces dat lang voor de Eerste Wereldoorlog begon. Maar de Eerste Wereldoorlog bracht wel de breuk in België voor het eerst duidelijk naar voren. Nadat Duitsland België binnenviel, verscheen op 7 augustus een ‘Oproep van de koning’ in het Belgisch Staatsblad: “Herinnert U Vlamingen, den slag der gulden sporen, en gij Luiker Walen dat op dit oogenblik de eer der 600 Franchimountenaars U te beurt valt.”.
Deze oproep werd in het nog niet bezette deel van het koninkrijk verspreid en zorgde er voor dat Vlaamse en Waalse jonge mannen als vrijwilligers het Belgische leger gingen versterken. Het was de eerste keer dat een Belgische vorst openlijk erkende dat hij de koning was van twee volkeren. En het was een erkenning die de Vlaamse frontsoldaten niet zouden vergeten.
Toen de Vlaamsgezinde Frontbeweging op 11 juli 1917 haar eerste “Open brief aan den Koning van België Albert I” verspreidde, stond in de aanhef: “Vlamingen, gedenkt het Guldensporenfeest”. In die brief eiste de Frontbeweging gelijkberechting voor de Vlamingen na de oorlog. Dat was een statement dat binnen het Belgische establishment op verontwaardiging werd ontvangen. Of de koning zelf oren had naar de oproep van de Frontbeweging, is niet zeker. Albert veroordeelde de Frontbeweging maar hij toonde wel enig begrip voor het ongenoegen van Vlamingen na de oorlog.
Toch was het niet de eerste keer dat iemand de koning wees op de tweedeling in zijn land. Twee jaar voor de oorlog schreef het Waalse kamerlid Jules Destrée, een PS’er, een directe brief aan de koning met de mededeling dat er geen Belgen bestaan. Destrée riep onomwonden op tot een scheiding van Wallonië en Vlaanderen. Je zou het vandaag niet meer verwachten uit de mond van de PS. Hoewel, soms kan alles vlug verkeren…
Dames en heren,
De Guldensporenslag, waar onze Vlaamse feestdag naar verwijst, bleef eeuwenlang amper vermeld. Het scheen alsof die veldslag nabij Kortrijk niet eens had plaatsgevonden. Hooguit was er de uitspraak van de Doornikse historicus Joseph Alexis Poutrain in 1749: “Nooit kostte een veldslag zoveel illuster bloed aan Frankrijk.”
Pas vanaf de eerste helft van de 19de eeuw werd de Guldensporenslag een symbool van de Vlaamse strijd. En dat danken wij aan de publicatie van Hendrik Consciences “Leeuw van Vlaanderen”. Geruime tijd greep ook de Franstalige politieke elite deze veldslag aan om de Belgische identiteit te illustreren. Bij de onthulling van het standbeeld van Breydel en De Coninck in Brugge, in 1887, was zelfs koning Leopold II aanwezig. Hij hield daar een uitsluitend eentalige Franstalige toespraak, tot ergernis van de Vlaamse verenigingen die prompt een tweede inhuldiging organiseerden, waarop dan maar een prins verscheen in een poging de rel bij te leggen.
De Guldensporenslag bleef steeds een bijzondere gebeurtenis, die op uiteenlopende manieren werd en wordt geïnterpreteerd. Volgens August Vermeylen was de Guldensporenslag een voorbeeld van de “socialistische klassenstrijd”. Meer liberale denkers zagen in de gebeurtenissen van 1302 de vrijheidsdrang van de Vlaamse handelssteden. Voor Vlaams-nationalisten was de Groeningeslag de voorbode van het Vlaamse autonomiestreven. En ook vandaag blijven historici, politici en opiniemakers discussiëren over de precieze betekenis. En dat is goed. Dat is gezond. Dat leidt tot verrassende inzichten en het werkt inspirerend.
Maar wat er ook van zij, sinds 1973, intussen ook al 41 jaar geleden, is 11 juli de officiële feestdag van onze gemeenschap. Ik gebruik bewust het woord ‘gemeenschap’. Omdat het een feestdag is voor alle Vlamingen. Voor de overtuigden maar evenzeer voor de nog niet helemaal overtuigden. Voor de idealisten van weleer en de realisten van vandaag. Voor oude en nieuwe Vlamingen. Voor al wie zich hier thuis voelt. De feestdag dus van een open en diverse gemeenschap.
Een feestdag die we hier ook graag vieren in ons district en waarop alle Merksemnaren van harte welkom zijn.
Gisterenavond kon iedereen komen kijken naar de gratis vertoning van de kaskraker ‘Marina’, een film van Stijn Coninx, geïnspireerd op de jeugdherinneringen van de Italiaans-Limburgse zanger Rocco Granata.
Vanavond kan u allen, hier in het Bouckenborghpark tijdens Feest in de Tent, genieten van een hele reeks optredens en een barbecue. De grote nieuwigheid voor vanavond is dat voor het eerst deze 11 juli-viering zal afgesloten worden met een groot vuurwerkspektakel.
Dames en heren,
Het zal u niet verbazen dat wij groot belang blijven hechten aan onze taal. De woorden van Guido Gezelle indachtig weten wij dat het Nederlands wonderzoet is, “voor die heur geen geweld en doet”. Een goede beheersing van het Nederlands is nodig, naast de kennis van andere talen. We mogen die troef van de meertaligheid niet uit handen geven. Zeker niet binnen een wereld die almaar meer “globaliseert”. Ja, er mogen en moeten meer lessen in het Engels worden gedoceerd, om ons hoger onderwijs en onze studenten aan de internationale top te houden. Maar alles begint met onze moedertaal en het respect daarvoor. Ook op academisch niveau tot in het straatbeeld.
Tegelijk moeten we blijven inzetten op taalkennis voor nieuwe Vlamingen, want dat vormt de beste garantie op integratie, op werk en op gemeenschapsvorming.
Ook hier in Merksem nodigen wij anderstaligen uit om Nederlands te leren. Hiervoor werd door het Antwerps stadsbestuur ATLAS opgericht. Het trefpunt ATLAS, gelegen aan de Carnotstraat, wordt gepromoot voor alles wat met integratie van nieuwe bewoners te maken heeft. In dit gebouw zijn, naast het Huis van het Nederlands nog verschillende andere diensten ondergebracht zoals Samenleven in Diversiteit met de stedelijke integratiedienst, het onthaalbureau Inburgering Antwerpen, de tolk- en vertaaldienst en het provinciaal documentatiecentrum.
Afgelopen schooljaar volgden ongeveer 20.000 anderstaligen lessen Nederlands in Antwerpen.
Beste Merksemnaren,
“In Flanders Fields the poppies blow”
Dat is de openingszin van het magistrale gedicht “In Flanders Fields” van de Canadese legerarts John Mc Crae. Het is een gedicht dat de hele wereld herinnert aan de oorlog die hier ooit woedde. Het is een gedicht dat een blijvende herinnering is aan de gruwel van de oorlog. Amper twee jaar nadat Mc Crae zijn verzen schreef, stierf hij aan een hersenvliesontsteking die hij in zijn veldhospitaal had opgelopen.
De komende vier jaar herdenken wij die verschrikkingen met kleinere en grotere activiteiten in quasi alle steden en gemeenten van Vlaanderen. Ook verscheidene Vlaamse musea – waarvan er enkele ingrijpend en deskundig werden vernieuwd – gaan dieper in op één of meerdere aspecten van de Eerste Wereldoorlog. Een tip: breng tijdens de zomervakantie een bezoek aan “In Flanders Fields” in Ieper of aan de IJzertoren in Diksmuide. Elk op hun manier verwijzen deze beide musea naar het belang van die oorlog voor de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.
Uit de gruwel van de Eerste Wereldoorlog kwam echter ook de aanzet tot onze ontvoogding. De Amerikaanse president Woodrow Wilson stelde zijn beroemde “Veertien Punten” op. De prille aanzet tot wat eens de Verenigde Naties zou worden.
Maar ook de eerste officiële erkenning van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Een zelfbeschikkingsrecht waarop de Vlamingen na de oorlog beroep zouden doen om hun rechten op te eisen.
Maar ook vandaag willen wij verdere stappen zetten in de Vlaamse autonomie. Meer dan ooit moeten wij, Vlamingen, zelf kunnen beslissen over wat we doen met onze eigen middelen, volgens onze eigen inzichten. Omdat we ervan overtuigd zijn dat dit tot een beter bestuur leidt. Voor Vlamingen én Franstaligen. Daarom beste vrienden, zullen wij die omslag naar het confederalisme moeten maken. Want het behoud en de versterking van onze economisch-industriële positie staan op het spel. Het gaat om jobs en centen. En dus om onze welvaart en ons welzijn.
In de tweede strofe van het Vlaamse volkslied zingen we dat en ik citeer “een volk zal nooit vergaan”. Historisch klopt deze bewering niet. Want er zijn heus wel volkeren verdwenen in de loop van de geschiedenis. Ook vandaag en morgen is niks gegarandeerd. De wereld draait door. Letterlijk en figuurlijk. Pas als we onszelf blijven en zelfbewust de wereld blijven zeggen wie en wat de Vlamingen zijn, dan wacht onze gemeenschap een duurzame toekomst.
Laten we zo dadelijk ons Vlaams volkslied zingen, met een vleugje emotie. Dat mag. Maar vergeten we vooral niet dat het om veel meer gaat.
Namens het voltallig districtsbestuur wens ik u nog een mooie Vlaamse feestdag!
Luc Bungeneers